Made with FlowPaper - Flipbook Maker
Startrekenen Compact Handboek Mbo-methode rekenen voor BBL-opleidingen en verkorte trajecten Startrekenen Compact Mbo-methode rekenen voor BBL-opleidingen en verkorte trajecten Kennismakingsk atern 200003_3_Kennis_SRC_HB.indb 120-1-2020 08:48:262 Kennismakingskatern Startrekenen Compact handboek Bedankt voor uw interesse in Startrekenen Compact. Startrekenen Compact is de rekenmethode van Uitgeverij Deviant voor mbo-studenten die een BBL-opleiding of verkort traject volgen. Mbo- studenten met weinig contacturen kunnen zich met deze methode ef ciënt voorbereiden op het rekenexamen. Startrekenen Compact bestaat uit een werkboek op 2F- of 3F-niveau, een handboek en online oefenmateriaal. In dit katern maakt u kennis met het handboek. Er zijn aparte katernen beschikbaar voor de werkboeken. In Startrekenen Compact staat het werkboek centraal. Om studenten snel vertrouwd te maken met het niveau op een rekenexamen, komen in het werkboek rekenvaardigheden uit alle rekendomeinen geïntegreerd aan bod. In nakijkopdrachten reecteren studenten op hun werk en formuleren zij zelfstandig vervolgstappen. Zo kan de schaarse tijd met de docent optimaal benut worden. De theorie is apart gebundeld in het Startrekenen Compact Handboek. Vanuit de opdrachten in het werkboek wordt verwezen naar theorie in het handboek. Studenten kiezen zelf of zij de theorie wel of niet lezen voordat ze de opdrachten maken. Opbouw van het handboek In het Startrekenen Compact Handboek vinden studenten alle theorie die zij nodig hebben om de opdrachten in de werkboeken te maken. Het handboek is te gebruiken bij zowel het 2F- als het 3F-werkboek. De theorie is overzichtelijk ingedeeld in de vier rekendomeinen Getallen, Verhoudingen, Meten & meetkunde en Verbanden. Elk theorieblok is genummerd en heeft een titel, zodat het makkelijk vindbaar is aan de hand van de verwijzingen in het werkboek. Studenten kunnen de theorie ook zelfstandig vinden aan de hand van de inhoudsopgave en het register. In dit kennismakingskatern vindt u de inhoudsopgave en een selectie van pagina’s uit verschillende domeinen van het Startrekenen Compact Handboek. Zo krijgt u een goede indruk van wat het handboek te bieden heeft. Meer informatie Heeft u naar aanleiding van dit katern vragen over de methode of wilt u ons uitnodigen voor een gesprek, neem dan contact met ons op via voorlichting@uitgeverij-deviant.nl. Bent u benieuwd naar het digitale materiaal bij Startrekenen Compact? Vraag dan een demo-account voor Studiemeter aan via servicedesk@studiemeter.nl. Werkt u liever digitaal? Vanaf het schooljaar 2020-2021 is Startrekenen Compact ook beschikbaar in onze interactieve online leeromgeving Studiereader. Wilt u meer weten over Startrekenen Compact in Studiereader? Ga dan naar uitgeverij-deviant.nl/studiereader. 200003_3_Kennis_SRC_HB.indb 220-1-2020 08:48:263 Inhoudsopgave Startrekenen Compact Handboek Domein 1 Getallen Hoofdstuk 1 Getalbegrip 1.1 Getallen in cijfers en in woorden 1.2 De getallenlijn 1.3 Getallen vergelijken Hoofdstuk 2 Optellen 2.1 Optellen zonder rekenmachine 2.2 Handig optellen 2.3 Cijferend optellen Hoofdstuk 3 Aftrekken 3.1 Aftrekken zonder rekenmachine 3.2 Handig aftrekken 3.3 Cijferend aftrekken Hoofdstuk 4 Vermenigvuldigen 4.1 Vermenigvuldigen zonder rekenmachine 4.2 Handig vermenigvuldigen 4.3 Cijferend vermenigvuldigen Hoofdstuk 5 Delen 5.1 Delen zonder rekenmachine 5.2 Handig delen 5.3 Delen met een haakdeling of staartdeling Hoofdstuk 6 Negatieve getallen 6.1 Wat zijn negatieve getallen? 6.2 Negatieve getallen vergelijken 6.3 Rekenen met negatieve getallen Hoofdstuk 7 Kommagetallen 7.1 Wat zijn kommagetallen? 7.2 Rekenen met kommagetallen zonder rekenmachine 7.3 Kommagetallen optellen 7.4 Kommagetallen aftrekken 7.5 Kommagetallen vermenigvuldigen 7.6 Kommagetallen delen Hoofdstuk 8 Breuken 8.1 Wat zijn breuken? 8.2 Breuken vereenvoudigen 8.3 Breuken gelijknamig maken 8.4 Rekenen met breuken 8.5 Breuken en kommagetallen Hoofdstuk 9 Kwadraten, machten en wortels 9.1 Kwadraten 9.2 Machtsverheffen 9.3 Worteltrekken Hoofdstuk 10 Rekenregels Hoofdstuk 11 Afronden 11.1 Getallen afronden 11.2 Afronden passend bij de opgave Van deze onderdelen zijn pagina's opgenomen in dit kennismakingskatern. Inhoudsopgave 200003_3_Kennis_SRC_HB.indb 320-1-2020 08:48:264 Domein 2 Verhoudingen Hoofdstuk 12 Verhoudingen 12.1 Wat zijn verhoudingen? 12.2 De verhoudingstabel 12.3 Verhoudingen vereenvoudigen 12.4 Rekenen met verhoudingen 12.5 Verhoudingen vergelijken Hoofdstuk 13 Procenten 13.1 Wat zijn procenten? 13.2 Rekenen met procenten 13.3 Afname en toename in procenten 13.4 Toegepast rekenen met procenten Domein 3 Meten & meetkunde Hoofdstuk 14 Lijnen en guren 14.1 Lijnen en hoeken 14.2 Tweedimensionale guren 14.3 Driedimensionale guren en uitslagen 14.4 Symmetrie Hoofdstuk 15 Maten en hoeveelheden 15.1 Lengte 15.2 Gewicht 15.3 Inhoud 15.4 Rekenen met maten en hoeveelheden Hoofdstuk 16 Omtrek 16.1 Wat is omtrek? 16.2 Omtrek uitrekenen 16.3 Rekenen met omtrek Hoofdstuk 17 Oppervlakte 17.1 Wat is oppervlakte? 17.2 De oppervlakte van tweedimensionale guren uitrekenen 17.3 De oppervlakte van driedimensionale guren uitrekenen 17.4 Oppervlakte omrekenen 17.5 Oppervlakte vergroten of verkleinen 17.6 Rekenen met oppervlakte Hoofdstuk 18 Inhoud uitrekenen 18.1 Eenheden van inhoud (kubieke meter) 18.2 Inhoud uitrekenen 18.3 Inhoud omrekenen 18.4 Inhoud vergroten of verkleinen 18.5 Rekenen met inhoud Hoofdstuk 19 Tijd 19.1 Wat is tijd? 19.2 Tijd omrekenen 19.3 Rekenen met tijden en datums 19.4 Rekenen met tijd Hoofdstuk 20 Snelheid 20.1 Wat is snelheid? 20.2 Snelheid, afstand of tijd uitrekenen 20.3 Rekenen met snelheid Hoofdstuk 21 Kaarten en aanzichten 21.1 Kaarten en plattegronden 21.2 Een routebeschrijving volgen 21.3 Aanzichten en kijklijnen Hoofdstuk 22 Schaal 22.1 Wat is schaal? 22.2 Schaal of afmeting uitrekenen 22.3 Rekenen met schaal Inhoudsopgave 200003_3_Kennis_SRC_HB.indb 420-1-2020 08:48:265 Domein 4 Verbanden Hoofdstuk 23 Tabellen en schema’s 23.1 Wat zijn tabellen? 23.2 Wat zijn schema’s? 23.3 Rekenen met tabellen en schema’s Hoofdstuk 24 Diagrammen 24.1 Cirkeldiagrammen 24.2 Staafdiagrammen en lijndiagrammen 24.3 Rekenen met diagrammen Hoofdstuk 25 Verbanden in tabellen, formules en gra eken 25.1 Verbanden tussen getallen 25.2 Rekenen met verbanden Hoofdstuk 26 Stappenplan contextopdrachten Trefwoordenregister Van deze onderdelen zijn pagina's opgenomen in dit kennismakingskatern. Inhoudsopgave 200003_3_Kennis_SRC_HB.indb 520-1-2020 08:48:276 3.1 Aftrekken zonder rekenmachine Je kunt een aftrekking op verschillende manieren uitrekenen. Je kiest zelf wat voor jou het beste werkt. Dit kan één manier of een combinatie van manieren zijn. De manieren die in dit voorbeeld worden gebruikt, worden in paragraaf 3.2 en 3.3 uitgelegd. Voorbeeld 236 – 58 = Je kunt deze opgave op verschillende manieren uitrekenen. 58 is bijna 60. Daarom gebruik ik veranderen. Ik weet dat ik altijd kan aftrekken door te rijgen, daarom gebruik ik die manier. Ik vind het handig om te cijferen, want dat kan altijd. 3Aftrekken 236 − 58 = 238 − 60 238 − 60 = 178 236 – 50 = 186 186 − 8 = 178 12 1 2 16 2 3 6 5 8 − 1 7 8 200003_3_Kennis_SRC_HB.indb 620-1-2020 08:48:33Hoofdstuk 3 – Aftrekken 7 3.2 Handig aftrekken Je kunt bij het aftrekken verschillende manieren van handig rekenen gebruiken. Manieren van handig rekenen bij aftrekken zijn: • rijgen • veranderen • nullen wegstrepen Hierna worden deze manieren uitgelegd. 3.2.1 Rijgen Bij rijgen splits je het tweede getal van een aftrekking. Daarna trek je de gesplitste getallen van het eerste getal af. Voorbeeld 273 − 45 = STAP 1 Splits het tweede getal in tientallen en eenheden. 45 splits je in 40 en 5. STAP 2 Trek de tientallen en de eenheden van het eerste getal af. 273 − 40 = 233 233 − 5 = 228 273 − 45 = 228 3.2.2 Veranderen Je kunt één van de getallen van een aftrekking veranderen in een getal waarmee je makkelijker kunt rekenen. Je moet het andere getal dan ook veranderen. Voorbeeld 1 93 − 29 = STAP 1 Verander één van de getallen. Verander het andere getal evenveel. 93 − 29 = $+1 $+1 94 − 30 = STAP 2 Trek de nieuwe getallen af. 94 − 30 = 64 Als je bij het ene getal 1 optelt, moet je bij het andere getal ook 1 optellen. 29 is bijna 30. Met 30 kun je makkelijker rekenen. 93 − 29 = 64 200003_3_Kennis_SRC_HB.indb 720-1-2020 08:48:338 Procenten 13 13.1 Wat zijn procenten? 13.1.1 Deel van een totaal Procenten geven een deel van een totaal aan. Eén procent (1%) is 1 100 van een totaal. 100% is het totaal. Je noemt een aantal procenten een percentage. Je geeft een percentage aan met het procentteken: %. Voorbeeld 1 5 van de 100 tegels zijn blauw. 5 100 van de tegels is blauw. 5 % van de tegels is blauw. 5% is een percentage. Je spreekt 5% uit als ‘vijf procent’. 200003_3_Kennis_SRC_HB.indb 820-1-2020 08:48:33Hoofdstuk 13 – Procenten 9 Voorbeeld 2 5% van de jongeren is verslaafd aan gamen 5% 5% is een klein deel van 100%. 40% van de studenten sport veel 40% 40% is iets minder dan de helft van 100%. 85% van de Nederlanders gaat op zomervakantie 85% 85% is een groot deel van 100%. Het totaal is altijd 100%. Als je weet hoeveel procent een deel is, kun je uitrekenen hoeveel procent de rest van het totaal is. Voorbeeld 3 60% jongen _____ % meisje Baby’s geboren in Sneek 60% van de baby’s geboren in Sneek is een jongen. De rest van de baby’s is dus een meisje. Het totaal is 100%. Het percentage meisjes is dus 100% − 60% = 40%. 200003_3_Kennis_SRC_HB.indb 920-1-2020 08:48:35Next >